Om een woord te zoeken: druk Ctrl+F

 

CTRL + klik of dubbelklik  (in de 5de kolom ) om de oplossing zichtbaar te maken

 

1501. 

Verplichte indrukken.

M

6

Moeten[1]

 

1502. 

Eindeloos schilderen met vuur.

V

5

Verve[2]

 

1503. 

Kleding van een bazige vrouw.

B

5

Broek

 

1504. 

Uit het lood geslagen door wegdraaiende wielen.

O

9

Overstuur

 

1505. 

(Hoofd)deel van een berg.

K

5

Kruin

 

1506. 

Bovenaan komt de inzet terug.

T

3

Top[3]

 

1507. 

Briljant deel van een leger.

G

5

Genie

 

1508. 

Een dood betoog is zo slecht nog niet.

R

7

Redelijk

 

1509. 

Zo kwaad kan een spin worden.

N

5

Nijdig

 

1510. 

Met de pen in je jas kan je op vakantie in dit land.

S

6

Spanje

 

1511. 

Beweegreden van een pont om niet te zinken.

D

8

Drijfveer

 

1512. 

Een sjalotje op stap.

U

5

Uitje

 

1513. 

Een fleurige gevangenis.

B

8

Bloembak

 

1514. 

Voor ons allemaal, ook als er één bijkomt.

I

5

Ieder

 

1515. 

Een kleine bijdrage voor de bouw.

S

8

Steentje

 

1516. 

Die vis hangt als los zand aan elkaar.

M

3

Mul[4]

 

1517. 

De inhoud van kannen en kruiken.

L

6

Liters

 

1518. 

Bij een staking ligt de zaak er ordinair bij.

P

4

Plat

 

1519. 

Slecht advies als er gevaar dreigt.

O

6

Onraad

 

1520. 

Op afstand vervaardigen is zich wel ontspannen.

V

8

Vermaken

 

1521. 

Een ploert krijgt de hoofdprijzen.

K

7

Koperen[5]

 

1522. 

Het is fantastisch als hij in de bak zit.

C

9

Crimineel

 

1523. 

In de stemming voor pijnlijke lef.

W

7

Weemoed

 

1524. 

Met drinkgeld in het schip.

B

6

Barkas[6]

 

1525. 

Stelen ze mutsen?

K

6

Kapers[7]

 

1526. 

Heel goed om een reprimande zonder reden te geven.

P

5

Prima[8]

 

1527. 

Het vertrek van een astronaut.

R

6

Ruimte

 

1528. 

Deze verbinding heeft het boek uit.

L

3

Las

 

1529. 

Deze kamer zit tussen de oren.

B

10

Bovenkamer

 

1530. 

Dat baart de tijd als hij weer veel goed maakt.

R

5

Rozen

 

1531. 

Op welke plaats zou het echt zijn?

W

4

Waar

 

1532. 

Wordt bewaard door broeders en zusters.

O

4

Orde

 

1533. 

Parachutisten zijn net vlooien.

S

9

Springers

 

1534. 

Een bloem bij de rivier, waarvan akte!

P

5

Polis

 

1535. 

Stukje stof om voor te houden.

L

5

Lapje

 

1536. 

Glazen blazen.

F

7

Fluiten[9]

 

1537. 

Handelaar op jacht.

D

6

Drijver

 

1538. 

Schoonmaak van alles wat groeit en bloeit.

G

5

Gewas

 

1539. 

Gebundelde wandeling.

B

7

Bosloop

 

1540. 

Gent in 't water en in de tuin.

G

8

Ganzerik[10]

 

1541. 

Luchtschip.

O

11

Opblaasboot

 

1542. 

De laatste letters verwijderen?

O

9

Ontzetten

 

1543. 

Bevestigen door middel van ontkenningen.

N

6

Nieten

 

1544. 

Amusante tranentrekker.

U

5

Uitje

 

1545. 

Negen van de tien keer is de leraar er niet.

M

5

Meest

 

1546. 

Voor de vorm van een geschokte heilige.

S

4

Snit

 

1547. 

Laten zien dat het een klank wordt.

V

8

Vertonen

 

1548. 

Vrucht van een kauw.

P

5

Pruim[11]

 

1549. 

De macht van het geld.

V

8

Vermogen

 

1550. 

Terugknipvinger.

P

4

Pink

 

1551. 

Gerold en gerookt.

S

4

Shag[12]

 

1552. 

Op deze gave wordt jacht gemaakt.

T

6

Talent

 

1553. 

Voor een Pool die ondergronds wil gaan in de stad.

M

5

Metro

 

1554. 

Bevalt het op de markt?

K

5

Kraam

 

1555. 

Die hoeveelheid vloeistof is een pijnlijke gewaarwording.

S

6

Scheut

 

1556. 

Blinde gangmaker.

M

3

Mol

 

1557. 

Meer geweld en meer geld.

T

9

Toeslagen

 

1558. 

Veel mensen staan eronder.

D

4

Druk

 

1559. 

Uit deze wandelende Engelse man komt muziek.

W

7

Walkman

 

1560. 

Heilige als model.

P

7

Patroon

 

1561. 

Krijgshaftig muziek van de planeet.

M

4

Mars

 

1562. 

Een hemelse burcht.

L

12

Luchtkasteel

 

1563. 

Godheid die de benen neemt.

M

4

Mars

 

1564. 

Om de hals van een dier.

D

3

Das

 

1565. 

De kraag van een landbouwwerktuig.

F

5

Frees[13]

 

1566. 

Brood in het voorbijgaan.

S

5

Stoet[14]

 

1567. 

Even aan de drank om te strijken.

S

6

Spatel[15]

 

1568. 

Het is niet fatsoenlijk maar niemand heeft er naar geluisterd.

O

9

Ongehoord

 

1569. 

Deze plaaggeest biedt bescherming tegen zwaarden.

S

11

Schildklier

 

1570. 

Het net bevat het meervoud van deze rivier.

M

5

Mazen

 

1571. 

Gevangenis voor kranten.

L

10

Lectuurbak

 

1572. 

Een advocaat voor de klas.

M

7

Meester

 

1573. 

Zoenen en afbraak in de linnenkast.

K

11

Kussensloop

 

1574. 

Niet bepaald een mooi proefexemplaar.

M

7

Monster

 

1575. 

Die Bijbelse figuur hoort in de tenniswereld.

S

4

Seth

 

1576. 

Vrouw door moeder aan de dijk gezet.

M

5

Madam

 

1577. 

Niet minder dan een plas.

M

4

Meer

 

1578. 

Alles bij elkaar niet meer dan twee personen.

S

5

Samen

 

1579. 

Heftig branden klinkt als bevrachten.

L

6

Laaien[16]

 

1580. 

Periodieke ambetanterik met wijzers.

W

6

Wekker

 

1581. 

Goed om erin te staan!

B

7

Blaadje

 

1582. 

Liederlijke lap voor de schoonmaak.

D

5

Dweil[17]

 

1583. 

Fabelachtig soloinstrument.

E

8

Eenhoorn

 

1584. 

Stel dat vader met de slee gaat!

P

4

Paar

 

1585. 

Het hoogtepunt maakt een schoonheid van slag.

K

8

Klapstuk

 

1586. 

Vrij nemen om te scheuren.

S

9

Snipperen

 

1587. 

Plaatsen om brieven te prijzen.

P

8

Posteren

 

1588. 

Boenmiddel van vroeger.

W

3

Was

 

1589. 

Deze poes drukt de krant af.

P

4

Pers[18]

 

1590. 

Dat schrijfgerei is weer vals.

P

3

Pen[19]

 

1591. 

Een geheim verraden door op afstand te applaudisseren.

V

10

Verklappen

 

1592. 

Dit kacheltje is niet kieskeurig.

A

12

Allesbrander

 

1593. 

Neerslag in Wenen.

H

7

Huilbui

 

1594. 

Betalen in de haven.

D

6

Dokken

 

1595. 

Ideale woning in een slaapstad.

D

9

Droomhuis

 

1596. 

Verzoek tot meer tempo tijdens de reis.

B

9

Bedevaart

 

1597. 

Meteen een stempel op een vrucht.

D

7

Dadelijk

 

1598. 

Neem telefonisch contact op als je dat moment wil meemaken.

B

7

Beleven

 

 

1599. 

Wanorde in het leger.

T

5

Troep

 

1600. 

In dat Europees land lopen ze door elkaar.

P

5

Polen

 

1601. 

Met deze vogel doe je niets dan gissen.

A

5

Arend[20]

 

1602. 

Hier is een noot zonder klinker in het spel.

D

6

Domino

 

1603. 

Bloemen die in het middelpunt staan.

R

5

Rozen

 

1604. 

Op die manier is het nog een heel eind!

Z

5

Zover

 

1605. 

Zeg eens wat ter afsluiting!

K

4

Klep[21]

 

1606. 

Onhandige verdediger?

L

9

Linksback

 

1607. 

Geen slome muziek.

R

3

Rap

 

1608. 

Verdwijn met geld in de leegte!

G

6

Gaping

 

1609. 

Dit meisje krijgt klappen bij ijshockey.

P

3

Pu(c)k

 

1610. 

Leken gewricht te zijn.

E

5

Enkel

 

1611. 

Onverplaatsbaar bezit.

V

8

Vastgoed

 

1612. 

Dit leek een bot.

S

10

Scheenbeen

 

1613. 

Deze bloedzuigertjes geven een sein.

T

5

Teken

 

1614. 

Heel langzaam wordt de trein overhoop gehaald.

I

5

Inert[22]

 

1615. 

Verschuilt zich in het gras.

A

8

Addertje

 

1616. 

In de horeca wordt men niet vriendelijk behandeld.

B

4

Bars

 

1617. 

Door elkaar twisten over dameskleding.

T

7

Twinset[23]

 

1618. 

In de familie kan ze erg lastig zijn!

T

5

Tante

 

1619. 

Als broekje glij je zo weg.

S

6

Slipje

 

1620. 

Wichelroede per spoor.

P

9

Pendelaar

 

1621. 

Kiezen voor menselijke geluiden.

S

7

Stemmen

 

1622. 

Dit praatje gaat rond.

K

12

Kringgesprek

 

1623. 

Dit schoeisel vliegt regelrecht uit de bocht.

S

8

Slippers

 

1624. 

Aan deze scheur hang je een verkooppunt op.

W

10

Winkelhaak

 

1625. 

Spreek het stuk letter voor letter uit!.

S

4

Spel

 

1626. 

Aanvankelijk vooraan.

E

5

Eerst

 

1627. 

Wagen voor varkens.

P

8

Proberen

 

1628. 

Waarneembaar maaiwerktuig.

Z

5

Zicht

 

1629. 

Vruchten accepteren.

P

7

Pruimen[24]

 

1630. 

Schaaldieren die jeuk hebben.

K

7

Krabben

 

1631. 

Brood om op te hoesten.

K

4

Kuch[25]

 

1632. 

Het gepeupel is groezelig.

G

5

Grauw[26]

 

1633. 

Een weekdier zonder kleding.

N

9

Naaktslak

 

1634. 

Werkelijk van elkaar scheiden.

E

12

Echtscheiden

 

1635. 

Wanneer je hierover wilt spreken moet je het eerst doorbreken.

T

5

Taboe

 

 

1636. 

Ontwortelen is een kwestie van klaarspelen.

R

6

Rooien

 

1637. 

Het lijken loeders te zijn.

K

7

Krengen

 

1638. 

De urine van een zuurpruim.

A

4

Azijn

 

1639. 

Voor de afgang van een particulier.

P

7

Privaat[27]

 

1640. 

Loopt deze sportman heen en weer?

R

6

Renner

 

1641. 

Hierop serveer je satellietbeelden.

S

14

Schotelantenne

 

1642. 

Een ontlading van liefde.

V

4

Vonk

 

1643. 

Deze lieveling steelt je rikketik.

H

10

Hartendief

 

1644. 

Voor dit mechaniek moet je 60 minuten aan de slag.

U

7

Uurwerk

 

1645. 

Verf voor aanplakbiljetten.

P

12

Plakkaatverf

 

1646. 

Hout dat mank loopt.

K

11

Kreupelhout

 

1647. 

Iemand die mikt op bankbiljetten.

G

12

Geldschieter

 

1648. 

Met dit touwtje kun je ontharen.

S

9

Scheerlijn

 

1649. 

De gang van een Europeaan op z'n retour.

L

4

Loop

 

1650. 

Weer op rotsen is hij een schrander persoon.

N

6

Nestor

 

1651. 

Door voorspoed zit er inderdaad gang in.

W

8

Welvaart

 

1652. 

Reptiel met minder goede ogen.

B

9

Brilslang

 

1653. 

Niet de bouten slopen!

M

6

Moeren[28]

 

1654. 

Geen zuivel meer in dit sterrenstelsel.

M

7

Melkweg

 

1655. 

Gevaarlijke tocht naar het kerkhof.

D

8

Dodenrit

 

1656. 

Deze Europeaan los je uit een vuurwapen.

S

5

Schot

 

1657. 

Een tijdelijk kleurtje voor de grijze massa.

H

14

Hersenspoeling

 

1658. 

Men heeft genoeg van die zakken.

B

5

Balen

 

1659. 

Op de zang en op de balk.

N

5

Noten

 

1660. 

Het is weer kil in de gevangenis.

L

3

Lik

 

1661. 

Geef er maar koek bij, het is toch allemaal onzin!

L

5

Larie

 

1662. 

Watergeest die ook in de duinen voorkomt.

U

6

Undine[29]

 

1663. 

Container in een doorzichtige gevangenis.

G

7

Glasbak

 

1664. 

Schaakstuk met manen.

P

5

Paard

 

1665. 

Het gebit van een houtbewerker.

Z

10

Zaagtanden

 

1666. 

Een drankje in de haven.

P

4

Port

 

1667. 

Toon het tweede exemplaar.

 

B

3

Bis[30]

 

1668. 

Voor een figurant is er weinig behang.

R

8

Rolletje

 

1669. 

De inhoud hiervan wordt niet zuur.

V

3

Vat[31]

 

1670. 

Bij de vorst.

K

8

Koningin

 

1671. 

Kan vader het niet meer zeggen?

P

3

Pap

 

1672. 

Zonder kinderen zouden ze het niet zijn.

O

6

Ouders

 

1673. 

Via deze route is de aanvoerder verdwenen.

H

8

Hoofdweg

 

1674. 

Op grote afstand heiligen voor meer ruimte.

V

8

Verwijden

 

1675. 

Wedden dat deze muziek super is?

T

4

Trio[32]

 

1676. 

Honden moeten ervan kuchen.

B

9

Blafhoest[33]

 

1677. 

Fleurig meel.

B

5

Bloem

 

1678. 

Weefsel van waterkering en droogvloer.

D

6

Damast[34]

 

1679. 

Over het vervoer zonder drank.

T

5

Trans

 

1680. 

Wat is best na West?

T

5

Thuis

 

1681. 

Wetboek om te ontcijferen.

C

4

Code

 

1682. 

Het omhakken van een muur.

G

5

Gevel

 

1683. 

De balans opmaken van zijpaden.

A

7

Afwegen

 

1684. 

Komt voor bij hoog en bij laag.

V

4

Veen

 

1685. 

Dit is op éénvolgend.

T

4

Twee

 

1686. 

Sidderend dier.

B

5

Bever

 

1687. 

Een explosieve ton.

K

8

Kruidvat

 

1688. 

Politiek van de meubelmakers.

K

7

Kabinet

 

1689. 

Specerij in orthopedisch verband.

G

9

Gipskruid[35]

 

1690. 

De rechten van slanke vrouwen.

L

5

Lijnen

 

1691. 

Verscherpt de regels.

W

3

Wet[36]

 

1692. 

Ontsnapping in een kist.

V

6

Vlucht

 

1693. 

De tijd van een roofdier zonder kop.

E

4

Eeuw

 

1694. 

Voor een mannequin zit er juist muziek in.

P

6

Paspop

 

1695. 

Ging ongemerkt te bed.

S

5

Sloop

 

1696. 

Wordt gedronken door graven.

S

3

Spa

 

1697. 

Een slimme kok met pensioen is het.

U

10

Uitgekookt

 

1698. 

Die achtervolger raak je niet kwijt.

S

7

Schaduw

 

1699. 

Dubbele zaak aan de drugs.

C

4

Coco[37]

 

1700. 

Slagen die praten.

K

7

Klappen

 

1701. 

Een ploert maakt deel uit van een paard.

S

6

Schoft

 

1702. 

Wiel aan een slee voor de navigatie.

R

5

Radar

 

1703. 

Voor een das valt het zwaar tegen.

S

5

Strop

 

1704. 

Onenigheid over ongedierte.

M

3

Mot

 

1705. 

Ik maak zelf wel uit of het niet hoort!

D

4

Doof

 

1706. 

Die vulling is een zinloze vertoning.

F

5

Farce[38]

 

1707. 

Toon dat je slim bent!

G

3

Gis[39]

 

1708. 

Dat soort had ook enger kunnen zijn.

G

5

Genre

 

1709. 

Kijken uit op dobbelstenen.

O

4

Ogen

 

1710. 

Aanstonds na dat tijdstip zit je in die steppe.

T

7

Toendra

 

1711. 

Die koe moet geprikt worden.

B

5

Blaar[40]

 

1712. 

Hij pakt waar hij recht op heeft.

D

9

Deelnemer

 

1713. 

De amateur at niet van de pijn.

R

5

Reuma[41]

 

1714. 

Hiervan eet een romantische ontvoerder.

S

10

Schaakbord

 

1715. 

Kun je hiervan een breekbare trui van breien?

G

7

Glaswol

 

1716. 

Een lap van een kunstwerk.

D

4

Doek

 

1717. 

Zij en zij hebben bezwaren.

G

6

Gekant

 

1718. 

Het is bitter na april zinkerts te vinden.

G

6

Galmei[42]

 

1719. 

Leidster aan de arm van de makelaar.

A

5

Akela[43]

 

1720. 

Voor dat gewicht is dat deeltje elementair.

P

6

Proton

 

1721. 

Niet leuk om achter de slee te komen.

N

4

Naar

 

1722. 

Letter om te vliegen.

D

5

Delta

 

1723. 

Die aanpak is niet kinderachtig.

S

5

Straf

 

1724. 

Boenmiddel van een aanvoerder?

H

8

Hoofdwas

 

1725. 

Wat kost de leeftijd van Engelse kerels?

M

6

Menage[44]

 

1726. 

Heeft de leeftijd van een Duits roofdier.

D

8

Dertiger[45]

 

1727. 

Die mannen zijn echte kanjers.

K

6

Kerels

 

1728. 

Innemend mens.

E

4

Eter

 

1729. 

Weigeren uurwerken op grote afstand?

V

9

Vertikken

 

1730. 

Gedurfde drank.

P

5

Punch[46]

 

1731. 

Men vindt vooral grond in de bergen.

O

5

Oeral

 

1732. 

Roep een grote hoeveelheid in het leven!

S

5

Schep

 

1733. 

Bent u vatbaar voor dit betoog?

R

4

Rede

 

1734. 

Smeermiddel voor ham.

B

5

Boter

 

1735. 

Dol op slaap.

T

3

Tuk

 

1736. 

De bovenste is van het beste hout.

P

5

Plank

 

1737. 

Door gemeenschap komt vader aan een sieraad.

P

6

Paring

 

1738. 

Ontevreden met een vervoermiddel.

B

9

Brommerig

 

1739. 

Op zeker moment terug voor de vorm.

S

4

Snee[47]

 

1740. 

Bewonderaar voor dat muziekstuk van twee noten.

F

7

Fanfare

 

1741. 

Europeaan van de afscheiding.

S

5

Schot[48]

 

1742. 

Bladprijs.

L

4

Loof

 

1743. 

Taal van niets uit de studio.

D

5

Duits[49]

 

1744. 

De baas van de drukkerij.

P

8

Perschef

 

1745. 

Burgers zonder eigen huis.

I

8

Inwoners

 

1746. 

Prima dat vader hier onder zeil gaat.

P

6

Patent

 

1747. 

Stukje brood voor een krijgertje.

S

9

Soldaatje[50]

 

1748. 

Een kleine hoeveelheid, en dat voel je!

S

8

Scheutje

 

1749. 

Mensen bij de gevangenis vinden hem niet actief.

L

6

Luibak

 

1750. 

Slechte zift.

W

3

Wan

 

1751. 

Door een oprisping van de kaart.

B

4

Boer

 

1752. 

Hoorbaar bomen merken.

IJ

4

IJken

 

1753. 

Bergplaatsen vullen.

L

5

Laden

 

1754. 

Een slak en een kikker zijn er weg van.

S

9

Sintelpad

 

1755. 

Stel dat een Europeaan geen plezier heeft!

S

4

Span[51]

 

1756. 

Een vrouw om te schaken.

D

4

Dame

 

1757. 

Op grond waarvan een zanger voorkomt.

B

5

Basis

 

1758. 

Samengeknepen tot een schaatsfeest.

IJ

5

IJsbal

 

1759. 

Een noot smaakt niet bij dit gerecht.

B

4

Bami[52]

 

1760. 

Een misnoegde tas.

M

3

Mok

 

1761. 

Omgaf zich met eer.

H

5

Hulde

 

1762. 

Gaat deze verdediger ervandoor?

P

7

Pleiter[53]

 

1763. 

Een tegenvoorstel leidt tot ontslag.

A

6

Amotie[54]

 

1764. 

Bezopen geschut.

K

5

Kanon[55]

 

1765. 

Kerkelijke aanschaf.

M

7

Miskoop

 

1766. 

De oorsprong op de grond.

B

8

Bakermat

 

1767. 

Deze pruimen kun je op hun ziel trappen.

K

7

Kwetsen

 

1768. 

Geen trek in flauwekul.

O

5

Onzin

 

1769. 

Olie om mee af te vallen.

L

7

Lijnolie

 

1770. 

Voorvader in bewondering voor vader.

O

3

Opa

 

1771. 

Verschil tussen ongeluksgetal en gekkengetal.

T

4

Twee

 

1772. 

Dit gereedschap zorgt voor een bredere kijk.

B

10

Blikopener

 

1773. 

Met het been van een mannetjeshoender kan je schrijven.

H

8

Hanepoot

 

1774. 

Corpulente opschepperij.

D

10

Dikdoenerij

 

1775. 

Soort griet.

V

6

Viswijf[56]

 

1776. 

Zo pittoresk dat het door een kunstenaar moet worden vastgelegd.

S

14

Schilderachtig

 

 

1777. 

Een schreeuwerige grap.

G

6

Giller

 

1778. 

Het opnemen van de stookplaats.

S

6

Schouw

 

1779. 

Kijkt afwezig naar de achterkant.

S

6

Staart

 

1780. 

Deze drank door elkaar schudden geeft licht.

P

4

Palm

 

1781. 

Rustig aan met dit instrument.

P

5

Piano

 

1782. 

Voedsel om geweld te stimuleren.

S

3

Sla

 

1783. 

Versterkingswerk voor springers.

S

6

Schans

 

1784. 

Martelende vloeistof?

K

9

Kwelwater[57]

 

1785. 

Een vos zal ze niet verliezen.

S

7

Streken

 

1786. 

Meer bij kennis en bij de tijd.

W

5

Wijzer

 

1787. 

Indruk maken door stralen.

S

7

Schijnen

 

1788. 

Als vrouw is ze zeer gelukkig.

F

7

Fortuna

 

1789. 

Zijn kopje is van haar.

P

4

Page[58]

 

1790. 

Terug van de tocht met grote sier.

R

4

Reis

 

1791. 

Die smeerlap heeft nog geluk ook!

Z

4

Zwijn[59]

 

1792. 

Verdwijn met een noot aan het hof!

G

4

Gala

 

1793. 

Volgens moeder een dijk van een vrouw.

M

5

Madam

 

1794. 

Het is (niet) grappig om er te zitten.

B

3

Bak[60]

 

1795. 

Geen verontreinigd kanaal.

N

3

Net

 

1796. 

Kleding om de computer te besturen.

D

3

Dos[61]

 

1797. 

Onderzoek het klavier!

T

5

Toets

 

1798. 

Marie ligt overhoop met het Franse hoofd.

M

5

Maire

 

1799. 

Het loon van de wereld.

O

6

Ondank

 

1800. 

Pakken, of terug pakken, 't is eender.

N

5

Nemen

 

1801. 

Hoorbaar merken van bomen.

E

5

Eiken

 

1802. 

Vochtig geleuter.

K

5

Klets

 

1803. 

Oxideert in het kippenhok.

R

5

Roest[62]

 

1804. 

Valse omschrijving van een woud.

S

5

Selva[63]

 

1805. 

Ook een topman kan hem krijgen!

B

4

Bons[64]

 

1806. 

Deze bloemen en plantenzaak staat midden in de tuin.

T

11

Tuincentrum

 

1807. 

Een snotterig kledingsstuk dat zijn zin wil hebben.

S

8

Slijmjurk

 

1808. 

Ver weg ben je niet persoonlijk betrokken.

A

11

Afstandelijk

 

1809. 

Een wedstrijd tussen uurwerken.

K

11

Klokkenspel

 

1810. 

De klossen in de wasbak reinigen.

S

7

Spoelen

 

1811. 

Hier kun je racen met achterklap.

R

13

Roddelcircuit

 

1812. 

Deze baas is een knaller.

P

7

Patroon

 

1813. 

Wolfabriekjes in de lucht.

S

13

Schapenwolken

 

1814. 

Deze kunstrichting leeft in de toekomst.

F

9

Futurisme

 

1815. 

Een gefilterde oplage.

Z

8

Zeefdruk

 

1816. 

Met dit snoepgoed wis je fouten.

K

7

Kauwgom

 

1817. 

Met deze drank kun je schilderen.

K

5

Kwast[65]

 

1818. 

Een regering van schrijftafels.

B

12

Bureaucratie

 

1819. 

Auto in een Franse plaats.

S

5

Sedan

 

1820. 

Ze laten je toe je her en der verstaanbaar te maken.

T

5

Talen

 

1821. 

Dat beest is de klos.

S

3

Sik[66]

 

1822. 

Zonder grond zou het gewoon een rund zijn.

O

5

Oeros

 

1823. 

Slechts als tegenwerping.

M

4

Maar

 

1824. 

Afbeelding van een zandbank.

P

5

Plaat

 

1825. 

Dat stopwoord is gelogen.

N

8

Nietwaar

 

1826. 

Het familielid achter het voertuig krijgt er lucht van.

A

5

Aroma

 

1827. 

De vloot heeft behoefte aan een gravin.

A

6

Armada[67]

 

1828. 

Verliest haar daar op een paard.

R

6

Ruiter[68]

 

1829. 

Ze laten zich horen op het platteland.

B

6

Boeren

 

1830. 

Keerborstels kunnen er niet zonder of je zou ze moeten ontvreemden.

S

6

Stelen

 

 

1831. 

Het gaat maar door in een grote plaats!.

S

6

Steeds

 

1832. 

Bestaand orgaan.

L

5

Lever

 

1833. 

De hoogste kaart is steengoed.

T

6

Topaas[69]

 

1834. 

Zonder dit gebruik is het niet netjes.

Z

4

Zede[70]

 

1835. 

Als eerste voor een donna.

P

5

Prima

 

1836. 

Ruimte om te surfen voor een spin.

W

3

Web

 

1837. 

Grotere kerel in het water.

M

7

Meerman[71]

 

1838. 

Koud deel van de gevangenis?

V

8

Vriescel

 

1839. 

Een golf van goud.

B

4

Baar

 

1840. 

Noten willekeurig aanwijzen.

T

5

Tonen

 

1841. 

De ondergang van een platvis?

T

7

Tongval

 

1842. 

Uitstekende arbeid.

K

10

Klassewerk

 

1843. 

Het werkschema voor bakkers.

B

12

Broodrooster

 

1844. 

Beer in het verkeer.

P

5

Panda

 

1845. 

Oppervlakkig in Engeland zijn.

A

3

Are

 

1846. 

De plant van een lamlendige Jan.

S

5

Salie[72]

 

1847. 

Bezinksel om een zanger terug te zien.

D

4

Drab[73]

 

1848. 

In deze planten zitten vogels.

W

6

Wouwen[74]

 

1849. 

Plant met effect.

S

9

Sneeuwbal[75]

 

1850. 

Speelgoed voor de vlinder.

P

3

Pop

 

1851. 

Stuk voor stuk ontvoeren.

S

7

Schaken

 

1852. 

De vis erin, een haas erachter.

B

4

Beun[76]

 

1853. 

Verwant aan een koelvloeistof.

F

9

Frisdrank

 

1854. 

Een meubelstuk waar vaart in zit.

G

8

Gangkast

 

1855. 

Een orkest in de auto voor noodgevallen.

R

11

Reserveband

 

1856. 

Op leeftijd minder slim.

O

8

Ouderdom

 

1857. 

Vindbare omwenteling.

D

5

Draai

 

1858. 

Rijkdom zien in het gelaat.

G

16

Gezichtsvermogen

 

1859. 

Deze munten prikken.

S

12

Steekpenning

 

1860. 

Zij schenen niet specialisten ter zake te zijn.

L

5

Leken

 

1861. 

Hij is het maar gelooft het niet.

A

7

Atheïst

 

1862. 

Het slappe gedeelte van een maand.

W

4

Week

 

1863. 

Rekenkundige distributeurs.

D

6

Delers

 

1864. 

Boom die een bokser aanzet om te oefenen.

S

4

Spar

 

1865. 

Op het fietspad en in de file.

R

8

Rijwielen

 

1866. 

Tien – negen – zeven – zes – vijf – vier – drie – twee – een.

A

9

Achteruit

 

 

1867. 

Stof in de limonade.

G

9

Grenadine[77]

 

1868. 

Die oude maat heeft de toekomst.

M

6

Morgen[78]

 

1869. 

Nieuwe mode voor setters.

T

5

Trend

 

1870. 

Hij zit op eieren in het klooster.

B

7

Broeder

 

1871. 

Hij deed van alles toen hij klein was.

M

5

Manus

 

1872. 

Eentonig zangstuk om te zonnebaden.

S

7

Solaria

 

1873. 

Loop als een insect!

D

3

Dar[79]

 

1874. 

Ondanks de onrust toezicht houden.

Z

6

Zorgen

 

1875. 

Vreemde dieren zijn gevierd.

L

5

Lions[80]

 

1876. 

Vervoermiddel voor 't schaap.

T

4

Tram

 

1877. 

Componist in de huid van een godheid.

R

5

Ravel[81]

 

1878. 

Vreselijk aan de drank.

B

3

Bar

 

1879. 

De misdaad wordt er beter van.

H

6

Heling

 

1880. 

Stel dat even onder dwang gemeenschap heeft.

P

4

Paar

 

1881. 

Een swingend kerkje.

K

5

Kapel

 

1882. 

Een vurige berisping.

U

10

Uitbrander

 

1883. 

Letter die geluid maakt.

K

7

Klinker

 

1884. 

Direct bij een boom aan de dijk gezet.

Z

5

Zoden

 

1885. 

Deze tijd is niet voordelig.

D

4

Duur

 

1886. 

Het feest dat men laat schieten.

V

7

Viering

 

1887. 

Vers beest.

P

5

Poema[82]

 

1888. 

Pluizig is de overdekking in orde.

K

5

Kapok[83]

 

1889. 

De staat van een stuk vaarwater.

I

4

Irak[84]

 

1890. 

Wissel de onderdelen van de motors voor de spanning.

S

6

Stroom

 

1891. 

Bedwelmend voor piraten.

E

5

Ether

 

1892. 

Kraan om af te luisteren.

T

3

Tap[85]

 

1893. 

Een lichtgevende reclameboodschap.

S

6

Spotje

 

1894. 

Een verkouden Noord - Europeaan in je broekzak.

S

7

Snotlap

 

1895. 

Dit bedrijf is gespecialiseerd in gehoororganen.

O

7

Oorzaak

 

1896. 

Hij geeft les aan knappe koppen.

H

15

Hoofdonderwijzer

 

1897. 

Een muzikale insecteneter.

M

3

Mol

 

1898. 

Engels ondeugend bier.

S

5

Stout

 

1899. 

Welke provincie kan je openen om er door te kijken?

L

4

Luik

 

1900. 

De arbeiders weigeren de elementen van de kasten te verwisselen.

S

6

Staken

 

 

1901. 

De bovengrens onder de zoldering.

P

7

Plafond

 

1902. 

Een licht ontvlambare engel.

L

7

Lucifer

 

1903. 

Het eldorado voor de fiscus.

B

16

Belastingparadijs

 

1904. 

Niet te dragen zo lelijk.

O

14

Onaantrekkelijk

 

1905. 

Echtgenoot op wie u kunt bouwen.

V

14

Vertrouwensman

 

1906. 

Handige test.

V

14

Vingeroefening

 

1907. 

Post van de juwelier.

K

14

Kettingbrieven

 

1908. 

Niet – oplosbare som.

O

17

Onberekenbaarheid

 

1909. 

Onbenullige valleitjes.

N

14

Niemendalletje

 

1910. 

Stap en loop door het oog van de naald.

G

5

Garen

 

1911. 

Erg actief in het hout.

N

5

Noest

 

1912. 

Brengt Ted ons onder invloed van drugs?

S

6

Stoned[86]

 

1913. 

Italiaanse rivierplant van de verzekering.

P

5

Polis[87]

 

1914. 

De wildhandelaar mist 'r een draaischijf.

P

6

Poelie[88]

 

1915. 

Er moet een luchtje aan zitten als je zo rijk bent!

S

8

Stinkend

 

1916. 

Was er 'n vlieger bij de leverantie?

L

8

Levering

 

1917. 

Hoort de pracht en praal.

L

7

Luister

 

1918. 

Welk feestelijk pak steekt een sigaret op?

S

7

Smoking

 

1919. 

Een zuinig peertje.

S

9

Spaarlamp

 

1920. 

Dat loopt gesmeerd.

V

4

Vlot

 

1921. 

De echtgenoot van je peettante.

S

9

Suikeroom

 

1922. 

Met argumenten een kelder aanleggen.

F

8

Funderen

 

1923. 

Artistiek maar niet echt.

K

5

Kunst

 

1924. 

Verblijfplaats voor vast.

S

4

Stee

 

1925. 

Die brandstof is geweldig positief.

S

9

Superplus

 

1926. 

Bij het dansen heeft men niets aan een feeks.

T

5

Tango[89]

 

1927. 

Als een roepende in de woestijn, dat is erg!

O

9

Ongehoord

 

1928. 

Gelukkig zijn door te zakken.

S

7

Stralen[90]

 

1929. 

Actieve mensen zijn erin.

W

4

Weer

 

1930. 

Gevaar met fierheid huldigen.

T

9

Trotseren

 

1931. 

Als kleding is het zeer opvallend.

T

6

Tuniek

 

1932. 

Niet helder geschaakt.

M

3

Mat

 

1933. 

Van een walvis in Wenen.

T

5

Traan

 

1934. 

Hierin gestuurd wordt men afgescheept.

B

3

Bos

 

1935. 

In de kerk flink neerslachtig.

M

9

Mismoedig

 

1936. 

Zit in het doel.

G

4

Goal

 

1937. 

Een intieme kus van een vis.

T

8

Tongzoen

 

1938. 

Een allesbrander ophitsen.

O

8

Opstoken

 

1939. 

Hebben ze op deze planeet een puntneus?

N

8

Neptunus

 

1940. 

Dieren die gemeenschap hadden.

P

7

Paarden

 

1941. 

Hiermee wordt een gebroken gezin opgelapt.

F

14

Familieverband

 

1942. 

Verkeerde postbezorging?

B

14

Briefwisseling

 

1943. 

Hierop volgt een geloofwaardig antwoord.

G

15

Godsdienstvraag

 

1944. 

De muts van een dief.

K

5

Kaper[91]

 

1945. 

Op dit veldje wordt niet hard gewerkt.

A

8

Akkertje[92]

 

1946. 

Spraakgebrek.

C

16

Communicatiefout

 

1947. 

In tegenstelling tot het bovenaardse is het in dit Rijk niet pluis.

O

11

Onderwereld

 

 

1948. 

Een volhouder zal het niet geven.

K

5

Krimp

 

1949. 

Gemene Vlaamse schrijver.

M

5

Minne[93]

 

1950. 

Stel het examen op de proef.

T

5

Toets

 

1951. 

Wafeltje in bloei.

O

5

Oblie[94]

 

1952. 

Bangbroek in de duinen?

Z

8

Zandhaas[95]

 

1953. 

Hier zit men op geld.

B

4

Bank

 

1954. 

Zo flink is deze heilige grond.

S

5

Stoer

 

1955. 

Eindeloos wat is dat meisje opgeschoten!

E

9

Ellenlang

 

1956. 

Via deze baan glijdt men het circus in.

P

5

Piste

 

1957. 

Hier is ruimte voor een verleidelijke vis.

L

6

Lokaal

 

1958. 

Veel groen in gebundelde staat.

B

6

Bosrijk

 

1959. 

De ontvanger van een soldaat.

K

6

Krijger

 

1960. 

Van dierenhuiden wijzer worden.

L

5

Leren

 

1961. 

Voorzijde van een plant?

A

5

Akant[96]

 

1962. 

De houding van een zeurkous is overmoedig.

T

8

Temerair[97]

 

1963. 

Bijeenkomst met lekkers bij de thee.

K

7

Kransje[98]

 

1964. 

Een hond die de trend volgt.

S

6

Setter

 

1965. 

Dit is niet precies te omschrijven.

O

8

Ongeveer

 

1966. 

Tranentrekkers.

U

4

Uien

 

1967. 

Zijn geestelijken verzot op vlees?

P

9

Paterstuk[99]

 

1968. 

Vooral kleine meisjes houden van deze muziek.

P

3

Pop

 

1969. 

Dit rek beweert wat.

S

8

Stelling

 

1970. 

Wijs uw voornaam aan.

T

4

Toon

 

1971. 

Hem wordt het betaald gezet.

T

7

Toonder

 

1972. 

Duiveltje uit een doosje.

L

7

Lucifer

 

1973. 

Het lied van de twee noten.

F

4

Fado[100]

 

1974. 

Echt goed.

W

4

Waar

 

1975. 

Gezongen door een ezel achter de slee.

A

4

Aria

 

1976. 

Staat voor saus en peper.

C

5

Chili

 

1977. 

Opgeblazen brood.

F

5

Fluit

 

1978. 

Verdrijf de betovering.

B

3

Ban

 

1979. 

Dat leesteken krijgt weinig waardering.

P

6

Puntje

 

1980. 

Spit die tuin om, edelman.

G

5

Graaf

 

1981. 

Die munt komt van een handtekening af.

P

4

Para[101]

 

1982. 

Stofnaam.

S

5

Serge[102]

 

1983. 

Men hapert om erop te gaan.

H

4

Hort[103]

 

1984. 

Met grote snelheid onzin uitkramen.

IJ

4

IJlen

 

1985. 

Dier met een eigen website.

S

4

Spin

 

1986. 

Voer de doodstraf uit voor het gerecht!

H

6

Hangop[104]

 

1987. 

Deze letter kun je drinken

T

3

Tee

 

1988. 

Dit bakkie leut is verdwenen.

O

11

Oploskoffie

 

1989. 

Zo'n getuigenis stelt nauwelijks wat voor.

N

16

Nietigverklaring

 

1990. 

In deze Limburgse plaats staat men garant voor het salaris.

B

8

Borgloon

 

1991. 

Hier hebben vakantiegangers het voor het zeggen.

T

17

Toeristengebieden

 

 

1992. 

Heeft de baas het gedaan?

H

14

Hoofdverdachte

 

 

1993. 

De kunde van een huishoudster.

H

15

Hulpvaardigheid

 

 

1994. 

Is weer bespreekbaar.

O

14

Overlegklimaat

 

 

1995. 

Tweekamerwoning.

P

16

Parlementsgebouw

 

 

1996. 

Een vettig betaalmiddel voor corrupte beslissers.

S

9

Smeergeld

 

 

1997. 

Bestuurlijk onderwijs.

C

7

College

 

 

1998. 

Bij de slager is er vraag naar.

H

3

Ham

 

 

1999. 

Weet hij dat ik het niet weet?

J

5

Joost

 

 

2000. 

Na boemelen opgesloten in een raket.

K

5

Kater

 

 

 

 

 



[1] Moeten: moet = indruksel, roestige moeten in het linnen.

[2] Verve = bezieling, vuur. Verven = schilderen; eindeloos verve vuur

[3] Top: bovenaan is de top. Inzet = pot

[4] Mul = vis behorende tot een familie van op de baars gelijkende zeevissen. Mul = fijn poeder, fijn zand.

[5] Koperen = 1. Metf. als van koper, ploert. 2. Koperen: Kop – eren hoofd – prijzen.

[6] Barkas = 1. sloep met motor. 2. Barkas: bar - kas

[7] Kaper = 1. zeerover, vrijbuiter. 2. vrouwen - of kinderhoofddeksel.

[8] Prima is wat overblijft van reprimande als men de letters van reden weglaat. En prima is heel goed. En een berisping zonder reden blijkbaar ook?

[9] Fluiten : fluit = hoog smal drinkglas

[10] Ganzerik: Gent = ganzerik =1. mannetjesgans. 2. roosachtig plantengeslacht.

[11] Pruim: pruimen  = uitbreiding van kauwen, tabak pruimen. ( De kauw is een zwarte kraaiachtige vogel )

[12] Shag = tabak van fijne snee; een shagje draaien, van shag een sigaret maken

[13] Frees =1. dubbele geplooide halskraag aan dameskleren. 2. landbouwwerktuig om de grond los te maken.

[14] Stoet : gew. soort fijner brood.

[15] Spatel = 1. houten strijkwerktuig van de stukadoors. 2. Spatel = Spa – tel  is de verklaring voor het eerste deel.

[16] Laaien = heftig branden. Laaien laden

[17] Dweil =1. doek om vloeren schoon te maken. 2. Metf. persoon die zich te buiten gaat; dronkeman, vrouw die zich slecht gedraagt.

[18] Pers: Perzische kat.

[19] Pen: weer vals = nep pen

[20] Arend raden = gissen.

[21] Klep = sluitstuk op een opening. Kleppen = Metf. kletsen, babbelen, snateren.

[22] Inert = traag, lusteloos. Inert trein.

[23] Twinset = wollen damestrui met erbij horend vest. Twisten Twinset.

[24] Pruimen: Gez. iemand of iets niet kunnen pruimen = hem of het niet kunnen aanvaarden.

[25] Kuch = 1. droge korte hoest. 2. naar school of naar het werk meegenomen boterhammen..

[26] Grauw = 1. groezelig, onzindelijk. 2. Syn.: gepeupel.

[27] Privaat = 1. afzonderlijk, particulier. 2. Veroud. W.C.

[28] Moeren: moer = bout; moeren = 1. een moer vast draaien. 2. kapotmaken, vernielen.

[29] Undine = Germaanse Myt. watergeest in de gedaante van een jonkvrouw, die de reiziger in haar waterkasteel lokt en hem niet meer loslaat. Undine: anagram van duinen.

[30] Bis = 1. Muz. si kruis, verhoogde b ( in Ned. en de Engels sprekende landen ) of verhoogde h ( in Vlaanderen en de Duits sprekende landen. 2. tweemaal, tweede exemplaar.

[31] Vat: Gez. wat in het vat zit verzuurt niet = wat goed is ingemaakt verzuurt niet of uitstel is geen afstel.

[32] Trio =1. iets dat uit drieën bestaat. 2. driestemmig muziekstuk.. 3. weddenschap op de eerst drie paarden in de juiste volgorde in een wedren.

[33] Blafhoest. = hoest die als geblaf klinkt.

[34] Damast: Dam + ast. Damast = met bloemen of figuren doorweven stof.

[35] Gipskruid = plantengeslacht waarvan slechts één soort bij ons in het wild voorkomt, maar andere, o.a. bruidsluier als sierplant gekweekt worden.

[36] Wet: Wetten = scherp maken, slijpen.

[37] Coco = cocaïne

[38] Farce = 1. vulsel voor gevogelte, vlees, enz. 2. klucht, dwaze grap.

[39] Gis = (dieventaal) slim, uitgeslapen.

[40] Blaar = 1. bles, witte plek aan het voorhoofd van sommige dieren; (ook) dier, koe met een bles of blaar.
               2. blaasachtige opzwelling der opperhuid.

[41] Reuma: ‘amateur’ at niet, d.w.z. schrap ‘at’ in ‘amateur’, blijft over: ‘ameur’. De pijn wordt dan veroorzaakt door een anagram van ‘ameur’.

[42] Galmei: bitter ® gal; na april ® mei; zinkerts ® galmei.

[43] Akela: ‘makelaar’ min ‘arm’ = akela = leidster van een groep welpen. De naam is ontleeend aan Kiplings Jungle Tales.

[44] Menage: Men – age. Menage = huishouding

[45] Dertiger: Der – tiger.

[46] Punch = 1. durf. 2. drank oorspronkelijk bereid uit 5 ingrediënten: arak, citroen, suiker, thee, water.

[47] Snee = door snijden verkregen vorm, gestalte: de snee van een jas. Op zeker moment" eens; terug" snee!

[48] Schot = Metf. afscheiding midden in de neus: middenschot

[49] Duits: Studio" niets of  0 (nul) hieruit verwijderen geeft de letters van 'Duits'

[50] Soldaatje = geroosterd of in vet gebakken stukje brood, in soep, bij groenten of als garnering van schotels opgediend.

[51] Span = Twee bij elkaar horende dieren of personen = stel; Europeaan " Spanjaard of Spanjool (schertsend) min 'jool' = span. Jool = het jolen, pret.

[52] Bami = Chinees gerecht, bestaande uit een soort deegslierten met vlees of garnalen en groenten. Bami: Ba – mi.

[53] Pleiter: persoon die pleit, advocaat. Pleite = ervandoor, op de loop, in de uitdr. pleite gaan.

[54] Amotie = ontslag. Amotie = A-motie = Tegen – voorstel.

[55] Kanon: hij is kanon = hij is smoordronken

[56] Viswijf: Griet : een boze Griet = een boos kwaad wijf; griet = brede soort van platvis. Combineer nu beide.

[57] Kwelwater = water dat door een dijk heen sijpelt.

[58] Page : pagekop = haardracht voor meisjes waarbij het haar op het voorhoofd lang en gelijk, in de nek kort en gelijk geknipt is.

[59] Zwijn = Metn. omdat het volksgeloof in een varken een goed voorteken zag: geluk. Liederlijke kerel.

[60] Bak = 1. Gemz. grap, mop. 2. Gemz. nor, gevangenis. 3.  In schouwburgen de zitplaatsen op de begane grond, thans parterre. 4. Scherts. kweekschool voor onderwijzers; (Zuidn.) internaat.

[61] Dos = weelderige kleding. Dos verwijst naar het besturingsprogramma voor de computer.

[62] Roest = 1. roest ontstaat door oxidatie van het metaal aan de lucht. 2. stok waarop de hoenders rusten

[63] Selva = dicht, ondoordringbaar woud in het Amazonegebied in Z.- Amerika. Valse " selva!

[64] Bons = 1. Gez. de bons krijgen = afdanken. 2. bonze = (Jap.) boeddhistisch priester in China en Japan; Metf. iemand die alles te zeggen heeft in een politieke partij of vereniging.

[65] Kwast = (suiker) water met citroensap (en ijs)

[66] Sik = 1. geit(ebok). 2. Metn.a. baard van een geit b. baardgroei in het midden van de kin; Gez. de sik zijn = de dupe zijn.

[67] Armada = oorlogsvloot, inz de " onoverwinnelijk" geachte Spaanse vloot in 1588 tegen Engeland.
armada = arm – ada . Ada : gravin van Holland 1203.

[68] Ruiter = rui- t- er.

[69] Topaas = zeer kostbare edelsteen.

[70] Zede = 1. manier van doen, gebruik. 2. z e d e n  Inz. eerbaarheid, ethische norm.

[71] Meerman = Germ. Myt. mannetje van de meermin

[72] Salie: lipbloemige plant. Jansalie = [salie, met flauwe zoetachtige smaak] flauw, futloos persoon.

[73] Drab = bezinksel, neerslag uit een vloeistof. Bard =1. Oude Keltische dichter, die de helden en hun daden bezong. 2. Uitbr. a. Oudgermaans dichter en zanger. b. Alg. dichter , zanger.

[74] Wouw = 1. zwartbruine dagroofvogel. 2.  geslacht van planten, waaruit men vooral vroeger een gele verfstof trok.( Reseda luteola )

[75] Sneeuwbal = grote, witte volle bloem van een variëteit der Gelderse roos. Plant met effect " sneeuwbaleffect.

[76] Beun = houten kist met gaatjes, waarin de vis levend wordt bewaard.

[77] Grenadine = 1. verfrissende limonade, oorspr. uit granaatappelpitten bereid. 2. Halfzijden, gaasachtig weefsel; (ook) een soort van damastachtig linnen.

[78] Morgen = oude landmaat waarvan de grootte in verschillende streken zeer uiteenloopt [eig. zoveel land als in een morgen kon worden geploegd]; ca 4/5 ha.

[79] Darren = (lopen) wachten ( boeven - en volkstaal)

[80] Lion = "leeuw"; (fig) gevierd man in de grote wereld. Lionne: gevierde vrouw uit de grote wereld.

[81] Ravel = Frans musicus, 1875-1937; Ravel = Ra – vel. Ra = Eg. zonnegod met sperwerkop.

[82] Poema: poëma = dichtstuk

[83] Kapok = het vlokkige, zeer veerkrachtige korte zaadpluis van de kapokboom, dat dient tot de vulling van kussens en matrassen. Kapok = kap – ok.

[84] Irak: I – rak; rak = gedeelte van een vaarwater; vgl. ook plaatsnamen: Damrak, Skagerrak.

[85]Tappen = gemz.: een draad tappen, een telegram weten af te luisteren.

[86] Stoned: 'Ted ons' " stoned

[87] Polis = akte als bewijs van een overeenkomst van verzekering. Polis = Po + lis.

[88] Poelie = Poelier - r. Poelie = draaischijf, riemschijf.

[89] Tango = Tang - o. Tang = feeks;o = nul, niets.

[90] Stralen = 1. zich zichtbaar gelukkig voelen. 2. Gemz. bij een examen afgewezen worden., inz. met lage cijfers.: hij is gestraald.

[91] Kaper: zie voetnoot bij Kapers (1309).

[92] Akkertje: Gez. op zijn dooie akkertje = op zijn dooie gemak

[93] Minne: Vlaams dichter (1891 – 1965); Minne " min = slecht, verachtelijk, gemeen.; een minne kerel

[94] Oblie = dun rond wafeltje. Bloei " oblie.

[95] Zandhaas = witte haas die op zandige heigrond leeft. Bangbroek verwijst naar ' zo bang als een haas'.

[96] Akant = (acantus) Zuid - Europese doornachtig plant (bereklauw)

[97] Temerair = temer – air. Temer = hij die teemt, zeurt. Air = houding. Zich airs geven = pedant optreden.

[98] Kransje = 1. kranseling, soort gebak. 2. vriendschappelijke bijeenkomst van personen, op geregeld terugkerende tijden en om de beurt bij elk der leden. vgl. theekransje.

[99] Paterstuk = tussenribstuk van rund.

[100] Fado = melancholieke Portugese volksmuziek met gitaarbegeleiding.

[101] Para = munt in Joego – Slavië: 1 dinar = 100 para. (Paraaf – af = para).

[102] Serge = wollen, halfwollen, zijden of katoenen weefsel in keperverbinding gebruikt als voeringstof.

[103] Horten =1. haperen. 2. Gez. op de hort gaan = er vandoor gaan.

[104] Hangop = kaasachtig gedeelte van karnemelk die men, in een doek aan een koord opgehangen, uit heeft laten druipen.